Maak kennis met Team BrabantSporter Mike Teunissen

'DE GELE TRUI HAD IK NOOIT VOOR MOGELIJK GEHOUDEN'

Voor velen was Mike Teunissen tot vorig jaar een onbekende. Tot hij op 6 juli 2019 totaal onverwacht de eerste etappe van de Tour de France won en zich in het geel mocht hijsen; als eerste Nederlander in dertig jaar. Hoe heeft hij die dag beleefd en ook: wie is deze Limburgse Brabander?

Mike Teunissen lacht wanneer hij eraan wordt herinnerd. Veel interviews gaan – natuurlijk – over zijn etappezege in de Tour de France, over die gele trui en over wat er sindsdien allemaal op hem afkomt. Toch vertelt hij er nog altijd even gepassioneerd over; het is dan ook zijn grootste prestaties tot nu toe. Daarom gaan we nog een keer terug naar dat moment, naar 6 juli 2019, naar die eerste dag van de Tour de France, uit de mond van Mike Teunissen zelf. GELE TRUI ‘Het was een heel belangrijke dag voor de ploeg. Iedereen, vooral de media, was al maanden bezig over de gele trui voor Dylan Groenewegen; als snelste sprinter van het peloton kon hij dertig jaar na Erik Breukink geschiedenis schrijven. Dat leefde heel erg bij ons. De druk was groot.’ ‘Ik moest de sprint van Dylan voorbereiden en ik was er helemaal klaar voor. Ik wist wat ik moest doen, wie er gevaarlijk waren, hoe ik het zou aanpakken. Toen viel Dylan weg. Dat mocht niet gebeuren, maar het gebeurde. De deceptie was enorm, maar ik moest door. Ik wist wat me te doen stond, met dat verschil dat er nu niemand in mijn wiel zat om over te nemen. Ik probeerde van de teleurstelling alsnog iets te maken: me positioneren en goede keuzes maken.’

‘Zo kwam ik in de juiste positie te zitten, en pas toen, in die laatste honderd meter, kwam het besef dat ik kon gaan winnen. Al gaat dat op zo’n moment niet uitgebreid door je hoofd. Het is gewoon zo snel mogelijk naar die streep, terwijl je je ergens realiseert dat het uniek zal zijn en dat dan weer vermengd met het gevoel dat het niet kan. Dit was niet de bedoeling; ik was hier niet op voorbereid. Met de val van Dylan en mijn zege wisselden we van een dieptepunt naar een hoogtepunt in een paar minuten. Dat was emotioneel zwaar. Bizar ook; mensen doken op me, er kwam van alles op me af, mensen kenden me ineens, mijn telefoon stond roodgloeiend. Ik leefde in een roes. Het was surreëel.’ ‘Van jongs af aan had ik dan wel de droom profwielrenner te worden, maar wat dat dan echt inhield… daar had ik als kind geen idee van. Mijn loopbaan ontwikkelde zich steeds stapje voor stapje. Beginnen met fietsen, aansluiten bij een club, jeugdcategorieën winnen, steeds bij de beste van het land horen, wisselen van club omdat die betere faciliteiten heeft… Alles wordt groter en serieuzer, en vervolgens word je eerst semiprof, dan prof en daarna begin je ook de grote rondes te rijden. Maar een etappe in de Tour winnen, de gele trui dragen…? Dat klinkt supermooi als kind en jonge prof, maar ik had het nooit voor mogelijk gehouden.’

BRABANT ‘Ik ben begonnen met fietsen in het noorden van Limburg, in Ysselsteyn, waar ik vandaan kom. Puur omdat mijn vader fietste en mij dat ook wel wat leek. Ysselsteyn ligt tegen de grens met Brabant en de eerste club waar ik mij aansloot was in Helmond, bij Buitenlust. Ik woon nu sinds enkele jaren in Rosmalen, samen met mijn vriendin. Zij komt uit Utrecht en we kozen voor Brabant omdat het centraal ligt en ik graag in het zuiden van het land woon. Het klinkt cliché, maar hier heb je toch een andere manier van leven; de mensen zijn anders. Ik houd van deze gezelligheid, de gemoedelijkheid. Die heb ik van thuis uit meegekregen; op dat vlak lijken Noord-Limburg en Brabant op elkaar. Ik woonde dan ook maar twee kilometer van de provinciegrens.’ ‘In de topsport was dat wel eens wennen. Ik fiets veel met Dylan Groenewegen, een rasechte Amsterdammer, maar ook een echte kopman, iemand met bluf en haantje de voorste. In het begin liet ik me daar wel eens door beïnvloeden; als je van het zuiden bent, probeer je vaak de vrede te bewaren. Dat doe ik nu minder. Ik kies nu voor wat het beste is voor mij en draai minder om de zaken heen.’

PIJNLIJDEN ‘In de topsport moet je voor je eigen succes gaan, anders kom je er niet. Een groot stuk daarvan is mentaal. Wielrennen is pijnlijden, maar je lichaam is sterker dan je zelf voor mogelijk houdt. Ik weet nog dat ik in een grote ronde van drie weken na de eerste week echt moe was; de trap op gaan deed echt zeer. Maar het is niet dat je, wanneer je aan de volgende week begint, méér moe wordt. Je bent moe en je blijft moe, maar dan kun je nog evengoed afzien en hard trappen. Dan komt het op het mentale stuk aan. Je weet: het gaat pijnlijden worden, maar je weet ook: juist dan word ik sterker en beter. Dat is het moeilijkste van wielrennen. Het is vaker lijden dan genieten, en tegelijkertijd ligt daarin ook de voldoening besloten.’ ‘Het is niet dat ik er nu echt naar uitkijk hoor (lacht). Morgen hebben we bijvoorbeeld een sprinttraining. Dan trek je jezelf helemaal uit elkaar, ben je heel de dag zó moe… daar word je niet vrolijk van. Maar de voldoening is enorm, zeker als het daarna goed gaat in de wedstrijden. Daar train je voor; daar is al dat lijden voor bedoeld. Dat is de grootse motivatie om voor te gaan.’

GENIETEN ‘De afgelopen jaren zijn er een aantal jongens weggevallen uit het peloton. Daar ga je toch over nadenken, zeker toen ik twee jaar geleden in de Ronde van Polen in een afdaling met 92 kilometer per uur op een auto knalde en er vrijwel ongeschonden uitkwam.

Het had veel erger kunnen aflopen. Daarna ben ik me meer gaan realiseren dat een ongeluk in een klein hoekje zit. Des te meer geniet ik er ook van; ik wil het geluk van het fietsen niet te vanzelfsprekend gaan vinden.’ ‘Ook in deze tijden (in de coronacrisis, red.) geniet ik enorm van het fietsen. In het begin was het zoeken naar balans; ik was nog nooit zoveel thuis geweest en ben gewend om met het doel van een koers te trainen. Maar na een tijdje ging de knop om en ben ik gaan genieten van al die plekken waar je met de fiets terecht kunt komen. Ik train vaak samen met Timo Roosen die graag de gravelpaden (onverharde wegen, red.) opzoekt. Normaal rijd ik daaraan voorbij, nu reden we erin en kwamen we in prachtige gebieden terecht. Zo heb je bij Kampina, tussen Boxtel en Oisterwijk, een heel mooi stuk natuur. We stonden ineens tussen de bizons. Geweldig.’ ‘Dat is het fijne aan deze sport. Wielrennen is een mooie manier om de wereld te ontdekken. En je hebt er niet veel voor nodig: met een goeie fiets kom je al een heel eind. Nu is het hopen dat de koersen snel weer doorgaan. De wedstrijden zijn de ontlading waar je voor traint. Mijn doelen zijn de voorjaarsklassiekers: de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Vooral in die laatste hoop ik een mooi resultaat behalen. Dat is echt mijn droomkoers.’

VIND ONS OOK OP SOCIAL MEDIA